Naar HOM-website

Startpagina HOM-algemeen

Nieuw op HOM-site

Naar externe links

Zoeken in HOM-site

Inloggen HOM-ledengebied

Vorige bezochte pagina

Volgende (reeds bezochte) pagina

Email naar HOM

Vernieuwing van deze pagina

Klik voor naar top van de pagina of dubbelklik linkermuisknop

Sluit dit vak met klik op linker muisknop.

Info rechtermuisknop

Volgende pag. of vorige pag.

  

  
  

aaaaaa

 

 

HOM - Heemkundige bijdragen
Artikel verschenen in het HOM-tijdschrift 1989-4, p. 34-37.


Moeder! Moeder!

Ter gelegenheid van Moederdag schreef de Opwijkenaar uit Asse, Eugeen Van den Broeck, in het weekblad Het Boerenfront van 10 mei 1968, een artikel over het universeel en van alle tijden zijnde onderwerp: de liefde van een moeder voor elk van haar kinderen.
Hij ondertekende het stuk met zijn pseudoniem Joost Van Broekveld.
Wij laten de lezer graag genieten van dit bijzonder knap stukje vertelkunst. Maar voor ons is dit artikel van 'Zjeen' dubbel interessant, omdat hij erin, op zo'n bijzonder fijne manier, elk van de 11 kinderen van het kroostrijk gezin van 'Frans van de Zagerij' weet te typeren. De meeste van deze kinderen van 'Levienekes' -Jef, Petrus ('Peeken'), Zjang, Staaf ('Taken'), Fong, Melanie, Tor, Eugeen ('Zjeen'), Polien, Gabriëlle en Bert ('Beir')-, waren in hun latere doen bijzonder verdienstelijk in het maatschappelijk en cultureel leven van onze dorpsgemeenschap.


Moeder! Moeder!

Als ge in de vijftig zijt en ge wilt een artikel schrijven voor Moederkensdag dan zijt ge geneigd iets neer te pennen over een jonge moeder, of over de moeder van uw eigen kinderen. Maar ik moet bekennen dat het mij absoluut niet afging en dat ik gedurig het beeld van mijn eigen moeder voor ogen had. In één woord : ik kan niet anders schrijven dan over mijn eigen moeder, zoals ook gij het niet anders zoudt kunnen doen.
En, beste lezer, wanneer ik u nu een beeld ga ophangen van mijn moeder, dan zal u dat wellicht niet veel zeggen. Toch vraag ik u dit : lees verder en denk telkens aan uw eigen moeder en schakel de feitjes en de gebeurtenissen die ik ga vertellen telkens over naar uw eigen leven....

Ons moeder was een boerendochter die trouwde met een wagenmaker. Er zijn bij ons elf kinderen geweest. En het is kurieus, één van die twaalf kinderen heeft ons moeder het liefst gezien !

Het eerste kind was ons Jefken. Het moet, toen het een goed jaar oud was, in de seskens gebleven zijn. Ja, in die tijd was daar niet veel tegen te doen. Ewel, ons Jefken heeft ons moeder altijd het liefst gezien. Waarom ? Omdat het haar eersteling was, een lief, vief baasken, en omdat het zo vroeg is gestorven. Jaren nadien kon zij er nog over vertellen, met wat verdriet in haar stem en met ogen die wat nat werden. Ja, ja ons Jefken heeft ons moeder het liefst gezien.

Na ons Jefken werd onze Pee geboren. Ook een pront manneken. Hij was (en is nu nog) de oudste in leven. Ewel, onze Pee die heeft ons moeder het liefst gezien ! Waarom ? Omdat hij aan kop stond van een heel resem kadeeën. Toen hij veertien jaar oud was, stond hij reeds bij de grote boomzaag planken te zagen; men zag hem amper staan. Hij sprong vader reeds bij wanneer de andere kinderen op de straat aan 't ravotten waren. Toen hij vijftien was kocht ons moeder ons Polien. Zij lag op de kelderkamer en een beetje verlegen kwam onze Pee binnen 'Proficiat, moeder !' zei onze Pee. ' Mag ik ons kindeken nekeer zien ? Oh ! zo een schoon kindeken !' Ons moeder weende van puur geluk voor die 'proficiat!' en dat 'schoon kindeken' van haar oudste zoon. Onze Pee is toen mogen peter zijn van ons Polien. Ziet ge, voor dit allemaal, en nog veel meer, heeft ons moeder onze Pee altijd het liefst gezien.

En dan kwam onze Zjang. Een lang-opgeschoten kadee, sterk als een hutserspaard. Met alle gemak verdroeg hij de zwaarste poeters, joefers, rebberen en planken. Toen hij zestien was, ontpopte hij zich tot schilder. Hij schilderde onze gang vol schone landschappen, met koeien op de wei, het ouderlijk huis en een vreselijke schipbreuk. Iedereen kwam er naar kijken. Ons moeder was er heel fier over, want zo ne gang bestond er uren in de omtrek niet. Onze Zjang is dan later ook huisschilder geworden; hij was vooral gespecialiseerd in marmer-schilderen. Ziet ge, daarom, omdat hij thuis zo hard gewerkt heeft, en omdat hij zo schoon kon schilderen en haar huis in koleurige taferelen heeft gezet, daarom zag ons moeder onze Zjang het liefst.

En de vierde was weer ne joeng : onze Staaf. Ha, onze Staaf : een vlug manneken, al beweging dat er aan of bij was : hij liep op de hoogste stelten, kon het verste en het hoogste springen, sloeg de sjakdop wel 50 meters ver, was het vlugst in het trottinetrijden... Een manneken vol kompetitie : altijd aan kop bij gelijk welke prijskamp op gebied van spieren en sport. Hij is dan ook koereur, wielrenner geworden. Ons vader was er geweldig tegen. Maar hoe gaat dat : ze doen het gestolen weg en van d'een beginnelingskoers gaat dat naar d'andere kermiskoers. En ... als onze Staaf in de sprint zat, dan kon niemand hem kloppen. Ons vader moest er zich bij neerleggen. 'Maar eerst werken, en dan koersen!'. En onze Staaf heeft gewerkt : bomen schorsen en korten, verhutsen en verplanken. Te vijf uur op voor de oefenrit en als hij te acht uur in de zagerij stond, had hij de zee reeds gezien. Alleen 's zondags naar de koers. Ge kunt wel verstaan dat zo ne koereur, goed moest verzorgd worden aan inslag. Daar heeft ons moeder voor gezorgd : speciaal en straf eten, stevige puddings en sterk gekapt. Voor iedere koers maakte ons moeder het kenneken gereed : een fles geus met drie, vier goed geklutste eieren erin en een dikke greep broodsuiker en...een scheut kognak. Met zo ne stimulans ging onze Staaf naar de koers en kwam hij weer thuis ofwel met een breuk -arm-, been-, dij- of schouderbreuk, of kader-, stuur-, ketting- of wielbreuk -ofwel met de palm van de overwinning. Hij is nog beroepsrenner geweest -ge hebt toch nog gehoord van Taken of van Broeksken ? Dat was onze Staaf. Zijn vrouw heeft later een handel in kunstbloemen uit de grond gestampt : palmen en kransen en al de rest...

Ewel, onze Staaf, omdat hij zo'n vluggerd was, met prachtige palmen en bekers naar huis kwam en toch steeds hard gewerkt heeft, en omdat zij hem altijd zo speciaal in eten en versterking mocht verzorgen, onze Staaf heeft ons moeder altijd het liefst gezien.

En dan kwam onze Fong. Zwaar gebouwd, weinig van zeg maar een echte tefferaar. Al mekaniek, masjienen en moteurs dat er aan of bij was. Eerst veloos in mekaar steken, dan doefers en tenslotte auto's. Er was geen enkel merk van een auto-moteur of na een halve minuut bekijken en betasten, wist onze Fong wat er aan mankeerde. Gans de mekaniek van de zagerij lag in zijn handen. En als onze moteur-gas-power- 's morgens moeilijk in gang ging en drie, vier ijzersterke mannemensen een half uur lang aan de zware jachtwielen hadden getrokken en er nog geen avans inkwam, dan riepen ze onze Fong. Deze zette ergens een klem los, vees een vijs vast, duwde op een ressorken en riep : 'Trekken!' En bij de derde zwaai schoot onze pas-power in gang. Onze Fong was van de generatie uitvinders. Had die studies kunnen doen, dan zou er nog al wat uitgekomen zijn! Ewel ons moeder, zag onze Fong het liefst ondat hij zo ne slimmerik was en omdat hij onze gas-power zo dikwijls heeft helpen in gang zetten'....

Toen, toen werd ons Melanieken geboren. Het eerste meiske na vijf beren van jongens. Ge moet niet vragen hoe kontent ons moeder was : een meisje om later toch wat helpende hand in dat groot huishouden te hebben. Maar, helaas, toen ons Melanieken vijftien jaar oud was, kreeg ze 't water in de kop. Nu is dat iets van niks, maar toen was dat.... Ik weet nog goed dat wij met de geburen een noveen hebben gedaan en negen dagen lang gingen lezen aan 't kapelleken boven op Droeshoutberg : O.L.Vrouw van Zeven Weeën. Ze stierf, ons Melanieken. 't Verdriet van ons moeder was met geen penne te beschrijven. Omdat het haar eerste meisje was, een schoon, pront kind met pekzwarte haren en helle ogen, zacht van aard tussen al die grote jongens, en omdat het al te vroeg naar ons Jefken was gegaan, daarom zag ons moeder ons Melanieken het liefst.

En zo volgde dan onze Tor. De uilenspiegel van de familie, de farseur, de felle klapper en de onbetrouwbare deugniet, die niemand ontzag en iedereen beduivelde. Meer opgestoken dan naar school gegaan. Een vogelrover en hazenstroper van d'ergste soort. De eksters konden in de kanada's niet hoog genoeg wonen of onze Tor wist ze te bereiken; hij schuifelde gelijk een meireljong, een nachtegaal of een kezemus. Hij wist waar de mussen aan 't nestelen waren, het koninksken met eieren lag, de luchtlawerk aan 't broeden was, de stokduif met platte jongen zat, de specht stoppeljongen, en wanneer... de grasduiker moest gegroebeld worden !

Geen enkele boomgaard was veilig voor hem en waar 't varken geslacht was, wist hij de pensen met een piëts langs het keldervenster weg te ratsen. 's Nachts droeg hij de blaffeturen midden in 't veld, hijsde de wanmolen in de hoogste kanadaboom, trok de stekken uit de wagenassen, bond al de honden uit de geburen aan mekaar en loste de rattenslaper midden het kermisvolk. Hij was de gramschap van de schoolmeesters, de koleire van de gendarmen, het affront van ons vader en de zorg van ons moeder. Alle vijf voet zat hij met negenogen in zijn nek en met lintwormen in zijn darmen, puur van varkensvlees en van brood te eten. Van al de rest, moest hij niet hebben. En gelooft het of niet, ons moeder heeft onze Tor altijd het liefst gezien, omdat het zo een schâ en plezant man was, omdat hij meer slagen dan eten heeft gekregen en omdat hij bij al zijn farsen zelf toch nooit kon lachen...

Op onze Tor volgde onze Zjeen. Zjiënten, zeiden de mensen. Zjeneken, zei ons moeder. Precies een porseleinenkind. Altijd ziekelijk of onderwegen. Een parasiet van klinieken en hospitalen. Hij mocht voortstuderen om zijn Frans te leren. Dat was vandoen de dag van toen. En later werd hij dan schrijver. Hij schreef in de gazet, ge moet niet vragen. En hij kon ook schoon rijmen en zo. Hij kwam ook met deftig volk naar huis. Ons moeder kookte dan speciaal eten. 'Ja, ja onze Zjieen, die schrijft boeken!' Ziet ge, daarom en omdat hij thuis zo goed kon afwassen en vegen als een vrouwmens en overal kaderkes tegen de muur hing en met haar 's zondags naar de Eerst Mis ging en te kommunie, daarom en nog veel meer zag ons moeder onze Zjeen het liefst.

Maar dan kwam ons Polien. Eindelijk dan weer een meisje. Een klein blondje, een echt schoon kindeken. Ik heb u al verteld dat onze Pee er peter over is geweest. Zij ging met haar zuster, die op haar volgde, naar 't pensionaat : weeral om Frans te leren, en piano en koperdrijfwerk. Eerst in Sint-Niklaas en daarna naar Buggenhout. Ik weet nog goed dat Zjang de Eénarm hen met de hondenkar kwam afhalen. 'Zet u maar neer!' zei Zjang. En beschaamd dat ons maskes waren ! Ons Polien, allee, een pront vrouwmens, die kon plezier maken en zelfs alleen ging gaan dansen... Trekt die mij niet naar 't klooster : missiezuster, bestemd voor de Kongo, dat was, in een zekere zin, een geweldige klap voor ons moeder. Maar ze was er toch blij mee. En in 't begin van de oorlog sterft ons Polien, kanker, niks aan te doen. 't Was nog een geraamte... Dat was nog een hardere slag voor ons moeder maar ook dit kwam zij te boven. Ons Polien heeft ons moeder het liefst gezien, dat kunt ge wel begrijpen : haar oudste dochter in leven, en dan missiezuster !...

Ons Gabriëlle volgde op ons Polien - onze Zjang was er peter over. Een flink opgeschoten meisje, zwart van opzicht gelijk ons Melanieken-zaliger. Daarmee had ons moeder dan toch nog altijd een vrouwelijke hulp in 't huishouden. Maar...maar... nog geen twintig en ze trouwde met een doktoor, juist voor de oorlog. Ze trokken naar de Kongo en kochten daar niet minder dan negen kinderen. Als die afkwamen dan was dat nogal een spel thuis. Daar waren meiskes bij die gelijk een aapje de kerselaars inkropen. En dan kon ons moeder lachen, lachen! Het moet u dus niet verwonderen dat ons moeder ons Gabriëlle het liefst zag : haar enige dochter en zelf ook zo een groot huishouden!

En de laatste was onzen Beir - ik geloof toch niet dat ik iemand heb overgeslagen. Onze Beir, de kakkernest. Onze Staaf, veertien jaar, is peter geweest. Nogal teer van gestel, met een zeer gevoelig hart. Hij studeerde te Dendermonde, kwam in de zaak terecht en trouwde ook bij ons moeder in. Al die jaren heeft ons moeder hem speciale 'pottekes' gekookt. Een kurieus man, onzen Beir : hij maakte gedichten en schreef in boeken, hij tekende, schilderde en boetseerde. En tegenwoordig houdt hij er zelfs in Trod een vogelreservaat op na. Gans zijn huis hangt vol schilderijen en tekeningen. Iedere dag een prent. En steeds boeren : boerenkoppen, boerekermissen, boerefeesten. Allemaal mensen uit ons geburen. Ook straffe dingen : Vlaamse prenten, strijdtaferelen, lugubere dansen en aanklachten tegen volksvijandige krachten. En hij bracht artiesten bij ons binnen : dichters en schrijvers, schilders en beeldhouwers, rare mannen soms, met baard, met floeren kostuum, met vreemde tongval en door ons moeder niet te verstane taal... Ge begrijpt seffens dat ons moeder onzen Beir het liefst zag, omdat hij de jongste was uit een reeks van elf, zowat naar de weke kant, een artiest die wat moest ingevolgd worden, iemand die leven bracht in ons huis en het omtoverde in een oord van schoonheid en geleerdheid...

* * *

Ik heb mijzelf nu schromelijk tegengesproken door te zeggen dat ons moeder die of die het liefst heeft gezien. Ge begrijpt direkt dat ik dat ekspres heb gezegd want ons moeder zag ons allemaal om ter liefst, zonder één uitzondering. In de grond heeft een moeder geen bepaalde voorkeur en zijn alle kinderen voor haar gelijk.

Ons moeder zag ons Jefke, onze Pee, onze Zjang, onze Staaf, onze Fong, ons Melanieken, onzen Tor, onze Zjeen, ons Polien , ons Gabriëlle en onzen Beir, allen samen het liefst. En wat ze allemaal voor ons gedaan heeft, kunt ge in geen kruiwagen boeken neerschrijven. Ik zou u over veel dingen kunnen vertellen : over dat goed brood dat ons moeder bakte, over de beddens die alle dagen zo mals opgemaakt waren, over de blokken die wekelijks geschuurd tegen de muur stonden uit te luchten, over de vierkante meters kousengaten die ons moeder heeft gestopt, over de vele lekkere konfituren die ons moeder maakte, over de zorg die zij aan de dag legde dat wij 's zondags op tijd in de mis waren, over de deftigheid in woorden en gedragingen die zij van ons eiste, over de eenvoud, de gulhartigheid, de levensblijheid, de levenszin die zij ons voorhield, over.... over het moeder zijn, alleen maar moeder zijn....

- Aai, moeder, waarom hebt gij ons verlaten, waarom kan ik alleen maar op zeer gebrekkige wijze uw beeld oproepen en zijt gij nu niet meer bij ons, tussen ons, naast ons? Het enige grote verdriet dat gij ons, uw kinderen, die nu allemaal groot zijn, en allemaal zelf grote huishoudens hebben, hebt aangedaan, is geweest dat gij van ons zijt weggegaan, dat gij ons in de steek hebt gelaten. Nu, meer nog dan vroeger, hebben wij u nodig, om wat te klappen, om wat te vertellen, om nog nekeer iets goeds te eten en... om u raad te vragen over grote en vele kleine dingen des levens. Waarom zijt gij er niet meer ? Moeder! Moeder!

Joost VAN BROEKVELD

Ons moeder, die elf kinderen heeft grootgebracht.

Pentekening van Bert Van den Broeck.


www.heemkringopwijk.net - Print:
© Heemkring Opwijk-Mazenzele (HOM) 1999-